vrijdag 5 juli 2024

Afscheid. Voor nu.

Ter gelegenheid van zijn afscheid als premier sprak Mark Rutte het volk toe. Ik vond dat eerst raar. Vervolgens hoopgevend. En daarna deprimerend.

Raar vond ik het omdat zo’n toespraak niet past in het Nederlandse stelsel, waarin de minister-president allesbehalve president is. Hij is primus inter pares onder de ministers, dus dienaar onder de dienaren. Dat hij dat 14 jaar heeft gedaan is in hem te prijzen, al kun je ook vraagtekens plaatsen bij wat hij al dienend tot stand heeft gebracht. Of aangericht, het is maar hoe je het bekijkt. Maar hoe dan ook – het past hem hooguit om daarvoor dank in ontvangst te nemen. Niet om in afwachting daarvan het dankbare volk toe te spreken.

Hoopgevend vond ik het, toen ik las dat Mark Rutte hiermee een nieuwe richting wilde aangeven. Want die richting kan er alleen een zijn op weg naar een presidentieel stelsel, weg van de monarchie. Je kunt immers niet twee mensen hebben die het land "staatshoofdelijk" toespreken.
Zo’n aangekondigd afscheid van de monarchie had ik niet echt achter een VVD-er gezocht, maar zo gek is het natuurlijk ook weer niet. Vrijheid gun je toch ook de laatsten die nog door geboorte voorbestemd zijn om iets te gaan doen wat ze misschien uit vrije wil niet zouden kiezen. En democratisch is erfopvolging ook al niet.

Deprimerend werd het toen ik bedacht dat dit wel heel erg past bij Mark Rutte. De man die doet alsof hij het leven neemt zoals het op zijn weg komt, maar die ondertussen die weg wel heel zorgvuldig uitstippelt en voorbereidt. En dan bedenk je: normaal gesproken mag hij maar twee termijnen secretaris-generaal van de NAVO zijn. En hij is nog relatief jong. Dus wat moet hij dan? Ik denk dat hij voorkennis heeft en over acht jaar terugkomt. Als presidentskandidaat. En dat we dan allemaal heel blij zijn, na een half jaar of zo de klucht van Schoof en het drama dat daarna komt.

woensdag 3 juli 2024

Tegen het kabinet, vóór democratie en rechtsstaat

Gisteren heb ik in Den Haag gedemonstreerd voor de rechtsstaat. En dus tegen het nieuw aangetreden kabinet, maar niet tegen de democratie.

Democratie en rechtsstaat zijn (onlosmakelijk) verbonden, maar niet hetzelfde. Een democratisch gekozen regering / volksvertegenwoordiging kan de rechtsstaat stevig beschadigen. Dat maakt dan weer ruimte om de democratie in te perken. En dan opnieuw, en nog eens en zo voort.

Ik vind het mooi dat het nieuwe kabinet van zoveel mensen vertrouwen krijgt, en ik hoop voor hen dat dat vertrouwen niet beschaamd wordt. Maar ik ben er bepaald niet van overtuigd dat rechtsstaat en democratie bij het nieuwe kabinet in goede handen zijn.

Daarom heb ik gedemonstreerd voor de rechtsstaat. En voor de democratie.

vrijdag 8 maart 2024

Moeder wordt ouder. Of toch niet?

 

Er was weer eens ophef. Een kamerlid had, diep verstopt in een heel technisch uitziend wetsvoorstel, iets gevonden wat echt compleet belachelijk leek. De media sprongen erop, en berichtten dat het woord “moeder” in de burgerlijke stand vervangen zou woorden door “ouder uit wie het kind is geboren”. De sociale media explodeerden weer even: “woke” politici gingen heel geniepig het woord “moeder” uit het bevolkingsregister schrappen. De verantwoordelijke minister reageerde direct: een foutje, en het zou aangepast worden.

 


 

Maar wat was er nu eigenlijk aan de hand?

Laten we eens naar het (op 15 december 2023 op de site van de Tweede Kamer openbaar gemaakte) wetsvoorstel kijken. Daar lezen we (op p. 13) niet het voornemen het woord "moeder" uit het bevolkingsregister te schrappen, maar om in twee artikelen van de Wet basisregistratie personen het woord "moeder" te vervangen door "ouder". En als we dan even die artikelen in de Wbp opzoeken (hier een link), zien we dat die luiden

"Op grond van de geboorteakte, opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland, waarop als geboorteplaats een plaats in Nederland is vermeld, geschiedt de inschrijving van het kind dat niet reeds is ingeschreven en waarvan de moeder uit wie het kind is geboren op de geboortedatum van het kind als ingezetene is ingeschreven. (...)" (art. 2.3) resp.

"Bij de inschrijving op grond van artikel 2.3 worden de gegevens omtrent het adres ontleend aan de persoonslijst van de moeder uit wie het kind is geboren. Als datum van inschrijving wordt de geboortedatum opgenomen." (art. 2.18).

Daar staat dus niet dat “moeder” in het bevolkingsregister voortaan zal aangeduid als “ouder uit wie het kind is geboren”, maar dat in een soort werkinstructie in de zinsnede “moeder uit wie het kind is geboren”, het woord “moeder” wordt vervangen door “ouder”.

 

Maar waarom zou je dat doen, is dan een logische vraag. Dat kun je lezen in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel (gepubliceerd op dezelfde pagina van de site van de Tweede Kamer): “De onderhavige wijzigingen passen de in de artikelen 2.3 en 2.18 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) gebezigde terminologie aan, aan die van het Besluit van 28 november 2022 tot wijziging van het Besluit burgerlijke stand 1994 in verband met de aanduiding van het ouderschap van de persoon uit wie het kind is geboren in de akten van de burgerlijke stand en de latere vermeldingen daarbij, waar een sekseneutrale terminologie wordt gehanteerd.”

 

Aha, dus toch een wijziging van de “de burgerlijke stand”, al heeft die kennelijk al een ruim jaar eerder plaatsgevonden. Laten we gauw eens kijken wat er in dat besluit staat. Gelukkig staat er de memorie van toelichting een voetnoot, waarin verwezen wordt naar Staatsblad nr. 484 uit 2022. Dat is dus ook weer makkelijk te vinden.

 

Meest relevante deel van het besluit – dat sowieso heel kort is- luidt:

“Artikel 43 [van het Besluit burgerlijke stand 1994] wordt als volgt gewijzigd: 1. Aan het tweede lid, onderdeel b, wordt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van dat onderdeel door een punt, een zin toegevoegd, luidende «Deze persoon kan, indien hij ten tijde van de geboorte van het kind van het mannelijk geslacht was, in de akte overeenkomstig de akte van erkenning of op zijn verzoek worden aangeduid als ouder uit wie het kind is geboren;»”.

 

Nounounou, zie je wel: iemand van het mannelijk geslacht uit wie een kind wordt geboren – het moet toch niet gekker worden. Gauw in de toelichting op dit besluit kijken (staat er gewoon onder):

“Het doet zich voor dat personen van wie het geslacht in de geboorteakte is gewijzigd in «mannelijk» na deze wijziging een kind baren. Naar het afstammingsrecht worden zij behandeld als «moeder» (artikel 1: 198 lid 1, onder a Burgerlijk Wetboek). Deze persoon werd in navolging daarvan tot deze wijziging ook op de geboorteakte aangeduid als «moeder».

Volgens Transgender Netwerk Nederland (TNN), de Nederlandse organisatie voor seksediversiteit (NNID) en COC Nederland doet een sekseneutrale aanduiding in dit geval beter recht aan de verbondenheid tussen ouder en kind. Een sekseneutrale aanduiding is volgens deze organisaties een betere en meer respectvolle weergave van de feitelijke situatie van het kind. Ik wil tegemoet komen aan de behoefte van deze ouders. De wijzigingen in dit besluit voorzien hierin. Hiermee doe ik een toezegging gestand die mijn ambtsvoorganger heeft gedaan in de Tweede Kamer naar aanleiding van vragen van de leden van de fracties van BIJ1, de PvdA, Volt, D66, de SP en GroenLinks (Kamerstukken II, 2021/22, 35 825, nr. 7, p. 28). De wijziging voorziet in de mogelijkheid voor een persoon die juridisch man is ten tijde dat hij een kind baart om ervoor te kiezen om in de geboorteakte van het kind te worden aangeduid als «ouder uit wie het kind is geboren». Het betreft een wijziging die uitsluitend ziet op deze specifieke situatie. De aanpassing laat de overige bepalingen van het Besluit burgerlijke stand 1994 (hierna: BBS 1994) onverlet.”  

 

Een stukje verderop, bij de artikelsgewijze toelichting, valt preciezer te lezen in welke gevallen precies op de geboorteakte de vermelding “ouder uit wie het kind is geboren” kan komen staan, in plaats van “moeder uit wie het kind is geboren”. Dat kan als die ouder zelf aangifte doet, en dan vraagt als zodanig vermeld te worden. Het kan als bij de aangifte een schriftelijke en door die ouder ondertekende verklaring wordt overlegd. Het kan als de ouder uit wie het kind is geboren ter gelegenheid van het opmaken van een akte van erkenning van een ongeboren vrucht heeft verzocht daarin opgenomen te worden als “de persoon die zwanger is”. En het kan (tot 1 maart 2026) met terugwerkende kracht: “Een persoon uit wie een kind is geboren en die ten tijde van de geboorte van het kind als «M (mannelijk)» stond geregistreerd in de eigen geboorteakte en als «moeder» is opgenomen in de geboorteakte van het kind, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de geboortegemeente verzoeken om in de geboorteakte van het kind alsnog te worden aangeduid als «ouder uit wie het kind is geboren».”

 

Ok. Dus in heel uitzonderlijke gevallen kan, op basis van dat besluit uit 2022 op de geboorteakte / in de burgerlijke stand in plaats van "moeder uit wie het kind is geboren" staan "ouder uit wie het kind is geboren". En nu wordt via een wetswijziging geregeld dat in een werkinstructie rekening wordt gehouden met die mogelijkheid.

En ja, die mogelijkheid is in de wet gekomen omdat een aantal organisaties die sommigen zullen zien als vertegenwoordigers van het Woke-isme zich daarvoor hebben ingespannen. Maar dat gebeurde dus ruim een jaar geleden in alle openheid, op verzoek van de Tweede Kamer, na een internetconsultatie, en niet in het geniep.

 

En de gewraakte aanpassing van de Wet basisregistratie personen was dus geen foutje. De minister sprak gewoon weer eens voor hij wist waar hij het over had. En de SGP liet voor de zoveelste keer in korte tijd zien niet langer het rechtsstatelijk geweten van de Tweede Kamer te willen zijn.

 

maandag 27 maart 2023

Morgen kan ik zwanger zijn, maar vandaag is het m'n prostaat

 

Een van de leukste dingen die ik sinds mijn pensionering doe -naast het lidmaatschap van de cliëntenraad van een mooi ziekenhuis, natuurlijk- is mijn “werk” als taalmaatje. Eens in de week een uurtje praten met iemand die het Nederlands nog niet zo goed beheerst. In mijn geval: vluchtelingen, maar ook (partners van) promovendi aan de TU en arbeidsmigranten uit Oost-Europa.

Met de stichting waarvoor ik dit werk doe, heb ik afgesproken dat ik me richt op mensen die in hun land van herkomst een hogere opleiding hebben gehad. Voor mij werkt dat prettig, en ik kan ze ook helpen bij hun specifieke problemen. Voldoende Nederlands spreken om boodschappen te doen is voor hen één ding, maar om op hun eigen niveau in Nederland aan de slag te kunnen hebben ze beduidend meer nodig.

Heel bijzonder zijn de gesprekken die ik de laatste weken voer. Met twee groepjes artsen die van over de hele wereld naar Nederland zijn gekomen, oefen ik patiëntgesprekken. En zo kan het dus gebeuren dat ik morgen een zwangere vrouw ben, terwijl mijn klachten van vandaag toch wijzen op een vergrote prostaat.

Voor mij een soort toneelstukjes, maar we nemen ze heel serieus. Logisch, want binnenkort moeten ze dergelijke gesprekken voeren tijdens de beroepsinhoudelijke toets, het laatste obstakel op weg naar een BIG-registratie. In hun land van herkomst waren ze hoofd cardiologie, radioloog, huisarts, internist – hier moeten ze laten zien dat ze hun vak beheersen. Inhoudelijk kost dat de meesten niet zoveel moeite, zo blijkt. Maar de taal en de cultuur zijn echt moeilijk. Dan heb je net geleerd het woord “ontlasting” goed uit te spreken, komt er een patiënt die meldt: “Dokter, ik ken niet zo goed afgaan”. En hoe toon je voldoende -en niet teveel- empathie? Wat doe je met een patiënt die echt naar de specialist wil, terwijl het beleid is dat je het nog even aanziet?

Voor mij is het ook serieus. Behalve de rol van patiënt spelen, is mijn taak ze van goede feed-back te voorzien. Vooral op de taal, maar ook op het verloop van het gesprek. Ik doe dat graag. Omdat het leuk is, en omdat ik er steeds weer van leer. Maar ook omdat ik denk dat het goed is voor de zorg in Nederland als deze mensen hier weer aan de slag kunnen. Vanwege de tekorten die er al zijn en nog veel meer aankomen, en omdat onze diverse samenleving gebaat is bij een divers bestand aan zorgverleners.

Vanuit die optiek heb ik vaak gedacht: zou dit niet ook iets zijn voor mensen die zelf in de zorg werken? Door het soort oefengesprekken te voeren dat ik voer, of door collega’s die naar Nederland gekomen zijn (gevlucht of anderszins) te coachen? Ze te laten snuffelen aan het werken in de zorg? Het lijkt mij een alleen maar voordelen bieden: voor degenen die aan hun Nederlands werken, voor degenen die in de zorg werken en hen ondersteunen - en voor de zorg zelf, waar deze nieuwkomers op deze manier sneller, makkelijker en beter voorbereid kunnen instromen.

woensdag 18 maart 2020

De toekomst telt


Ooit wilde ik een boek over strategieontwikkeling bij de overheid maken. Ik denk niet dat dat er nog van komt. Maar hoe de overheid nu omgaat met de uitbraak van COVID-19 en hoe daar in de samenleving -en vooral via (social) media- op gereageerd wordt, is voor mij wel aanleiding om een paar dingen op te schrijven, zowel over die uitbraak als over het nemen van beslissingen.


Er is geen 100% zekerheid, maar met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid geldt het volgende. 

Het probleem
Als we als samenleving niets doen, zullen er in Nederland duizenden en wereldwijd miljoenen doden vallen als gevolg van Covid-19. Het is natuurlijk niet zo dat die mensen niet dood zouden gaan als dit virus er niet was. Maar: ze gaan (veel) eerder dood en sommigen lijden meer dan wanneer ze aan iets anders dood zouden gaan. Dat wil je voorkomen.

Er is waarschijnlijk geen manier om alle voortijdige overlijdens te voorkomen en je moet ook rekening houden met de mogelijkheid dat wat je doet, tot gevolg heeft dat er direct of op termijn mensen voortijdig overlijden aan andere oorzaken dan het virus.

Er zijn diverse manieren waarop je het aantal voortijdige overlijdens kunt beperken. Dat betekent keuzes maken. Waarbij elke keuze niet alleen gevolgen heeft voor het aantal doden, maar ook van invloed is op wie voortijdig overlijdt.

Keuzes maken 
Op individueel niveau zullen artsen de onmogelijke keuze moeten maken wie de zorg krijgt die de kans op overleven vergroot en wie niet.

Op het niveau van de samenleving moeten bestuurders (de politiek) de keuzes maken die artsen in staat stellen zoveel mogelijk mensen de zorg te geven die hun kans op overleven vergroot.

Die keuzes zullen op beide niveaus met compassie genomen moeten worden, maar ook met distantie. Menselijk en zakelijk. Uiteindelijk gaat het om het zo lang mogelijk in leven houden van zoveel mogelijk mensen, bij voorkeur ook met een goede kwaliteit van leven.

Die keuzes, op beide niveaus, zullen de beslissers moeten maken in onzekerheid. Maar ze moeten ze maken. Op basis van wat ze wel weten en op basis van verwachtingen t.a.v. het effect. Wat daarbij kan helpen, zijn scenario's. Met scenario’s probeer je een idee te krijgen van wat er zou kunnen gebeuren, wat mogelijke reacties zouden zijn en wat de (on)bedoelde effecten daarvan zouden kunnen zijn. Dat kan heel specifiek maar ook los van concrete situaties. Strategen en beleidsmakers bij de rijksoverheid hebben in het verleden voor allerlei zaken scenario's gemaakt, ook over de mogelijke uitbraak van een pandemie.

Concrete keuzes maak je altijd in de context van bestaande structuren en beschikbare middelen. In het geval van een pandemie gaat het om structuren als gezondheidszorg, onderwijs, manier waarop in eerste levensbehoeften wordt voorzien (wat voor soort winkels, waar komt het eten vandaan, logistiek) en om middelen als ic-bedden, artsen, verpleegkundigen, beschermende kleding, tests, medicijnen, vaccins etc.

Leren en bijsturen
De (begin)context verschilt per land en mogelijk per regio. Je kunt daarom wel leren van wat elders gebeurt, maar dat betekent niet dat je kennelijk succesvolle keuzen één-op-één kunt overnemen. 

De context is niet statisch. Structuren en beschikbare middelen zijn geen vaststaande gegevens: ze kunnen veranderen door de keuzes die je maakt en sommige zullen veranderen, los van de keuzes die je maakt.
Vanwege de onzekerheid en de veranderende context, moet je voortdurend meten wat het effect is van wat je doet en op basis daarvan bijsturen. Dat moet je zo snel mogelijk doen, maar een probleem is dat je sommige effecten later ziet dan andere. Het is daardoor mogelijk dat je te snel reageert, op basis van onvolledige informatie, en daardoor verder van je uiteindelijke doel komt. Soms is traagheid goed.

Bijsturen betekent niet per se dat je in het verleden iets verkeerd hebt gedaan. Dat is ook niet belangrijk. Er wordt geen enkel voortijdig overlijden voorkomen door een discussie over wie wat wanneer anders had moeten doen. De toekomst telt.

Politiek
De keuzes op het niveau van de samenleving kunnen zoveel mogelijk geobjectiveerd worden, maar staan nooit geheel los van hoe degenen die ze maken tegen de samenleving aankijken en wat ze belangrijk vinden. Het zijn dus politiek keuzes.
Over politieke keuzes is debat nodig. Maar ook hoe je dat debat voert (bv. gericht op de toekomst of op het verleden) is van invloed op de aantallen voortijdige overlijdens en op wie dat zijn.