Gesprekken waarin journalisten met elkaar speculeren over
hoe de wereld in elkaar zit, leveren zelden informatieve radio of televisie op –
maar dat geldt niet voor het gesprek dat Kees Grimbergen afgelopen maandag
(25-01-2016) als presentator van Met het oog op morgen had met
Nieuwsuur-onderzoekjournalist Bas Haan. Onderwerp: de mails die Haan boven
water had gehaald, en waaruit bleek dat medio 2014 iemand (namens iemand
anders) aan iemand opdracht had gegeven om te stoppen met werkzaamheden die
waarschijnlijk redelijk snel het befaamde “bonnetje” van de zogenoemde Teeven-deal
boven water hadden gekregen.
Heel informatief was het stukje waarin Grimbergen vroeg
waarom Haan de namen in die mail had vervangen door XXX1 t.m. XXX3 (“Ik wil die
namen weten”) en Haan uitlegde dat dat niet alleen vanuit een oogpunt van
bronbescherming was, maar ook omdat het helemaal niet om die namen ging: dit
waren niet de mensen die “om politieke redenen” de opdracht hadden gegeven om
de zoektocht te staken. “Lees die mail goed”, zei hij nog. En voort ging het
gesprek, steeds meer in de richting dat er wel sprake moest zijn geweest van
iemand die opdracht had gegeven om niet verder te zoeken naar het bonnetje. De
doofpot-hypothese, die al in Nieuwsuur was gepresenteerd en waar de kranten de
dagen daarna nog uitgebreid over schreven.
Laat ik voorop stellen: ik weet niet wat er is gebeurd en
wie wat heeft gedaan. Maar ik heb wel een alternatieve hypothese, gebaseerd op
wat De Haan adviseerde (“goed lezen”), een redelijk lange ervaring in ambtelijke
organisaties en enige kennis van de positie van de specifieke organisatie waaruit
de mail afkomstig is.
Wat ik, als ik met ambtelijke ogen lees, uit het mailbericht
afleid, is allereerst dat het waarschijnlijk een mailtje is van een direct
leidinggevende aan een medewerker. Beiden zitten op een plek in de organisatie
waar ze weinig contacten hebben met de top van het departement. Die zullen, net
zoals voor de meeste ambtenaren op zo’n departement, beperkt blijven tot een
handje tijdens de nieuwjaarsreceptie.
Vervolgens denk ik dat de schrijver weinig zicht heeft op
wat precies de afwegingen zouden kunnen zijn om al dan niet verder te gaan
zoeken, getuige de vage zin “Hiermee is kennelijk voldaan ….”. Hij of zij heeft
in elk geval niet het idee dat er een daadwerkelijk politieke of beleidsmatige afweging
gemaakt moet worden: er wordt verwezen naar de (directie van) de Directie
Financieel Economische Zaken. Dat is weliswaar een iets strategischer club dan de
boekhouding (al doen ze die ook) maar zeker niet de plek waar zelfstandig
politiek gevoelige besluiten worden genomen.
Wat de schrijver wel heel scherp ziet, is wat voor binnen
zijn of haar organisatie van allesbepalend belang is: als er verdergegaan moet
worden, dan moeten er uren gemaakt worden en technische voorzieningen getroffen.
Dat kost geld, en er moet dus een opdrachtgever zijn die daarvoor betaalt.
En dat klopt. Volgens Nieuwsuur was dit een mail binnen
“GDI”, een onderdeel van (Ven)J dat op het moment van schrijven al was opgegaan
in het Shared Service Centrum (SSC)-ICT van (o.a.) de ministeries van VenJ en
BZK, en formeel vallend onder dat laatste ministerie. Zo’n SSC is een min of
meer zelfstandig onderdeel, waarvoor geldt dat het “zijn eigen broek moet
ophouden”: alle kosten moeten gedekt zijn door inkomsten. Die inkomsten komen
grotendeels uit overeenkomsten voor standaarddienstverlening, en voor alles wat
daarbuiten gevraagd wordt, moet een aparte opdracht gegeven worden.
En daar, maar dat is wat meer speculatief, zit misschien ook
buiten het SSC een reden waarom niet is doorgezocht. Als je moet betalen, moet
je daar geld voor hebben dat niet al een andere bestemming heeft. Een potje,
dus. Dat doe je dus alleen maar als er een dringende noodzaak is. Het zou me
niet verbazen als, op het ogenblik dat daarover beslist moet worden, op het
niveau waar de oorspronkelijke vraag gesteld is (“zou er nog een back-up zijn
waarin iets is terug te vinden”) is gedacht (“O, er ligt al een rapport van Van
Brummen, dus laat maar”). Niet een besluit / opdracht om dat bonnetje niet te vinden, dus, maar het uitblijven van een opdracht om het wel te vinden.
Wat er uitziet als een doofpotaffaire is dan eigenlijk
gewoon een potjes-affaire.