dinsdag 23 januari 2018

Iets over het WODC



Toch iets over het WODC. Ik ben er weliswaar al weer 20 jaar weg en al een jaar of vier bij het ministerie van Justitie (en veiligheid) maar ook hier geldt dat het handig is om iets over de geschiedenis te weten. En het raakt me ook te veel, merk ik, dat het instituut waar ik naar eer en geweten zo lang gewerkt heb aan producten die de toets van de wetenschappelijke kritiek konden doorstaan, nu zo in het nieuws komt.

Ik ga niets zeggen over de vraag of er in concrete gevallen sprake is geweest van onaanvaardbare beïnvloeding van onderzoekresultaten (daar weet ik onvoldoende van) noch over personen die nu bij het WODC werken of daar gewerkt hebben.

Eerst even het begin. Het WODC is ooit opgericht, mede omdat de universitaire criminologie zo onafhankelijk was dat er onvoldoende onderzoek gedaan werd naar vragen die het ministerie belangrijk vond. Dus niet: omdat de antwoorden het ministerie niet bevielen, maar simpelweg omdat er geen antwoorden kwamen.
Vanaf de eerste jaren is er discussie gevoerd over de onafhankelijkheid van het onderzoek. Degenen in universitaire kringen die daaraan twijfelden spraken van “gouvernementele criminologie”, maar dan ging het toch vooral om de gedachte dat vraagsturing ertoe leidde dat bepaalde vragen niet gesteld zouden mogen worden.
Ook binnen het WODC werd de discussie gevoerd. Voortdurend, telkens als “het beleid” met een vraag kwam en als er een rapport werd afgerond. Maar ook met extra heftigheid als er ook maar iets gebeurde rond de organisatie.

Een aantal malen is het WODC sindsdien vanuit het beleid verweten dat het te weinig deed waar het voor was: via onafhankelijk onderzoek beleidsrelevante vragen beantwoorden. Dat heeft onder meer geleid tot de introductie van een door de top van het departement vast te stellen onderzoekprogrammering. Tegelijkertijd is ervoor gekozen de “monopoliepositie” van het WODC te doorbreken door veel meer onderzoek extern te laten verrichten (door universiteiten, instituten als Trimbos en Verweij Jonker maar ook echt commerciële bureaus. En er is het Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtspleging gekomen, mede op initiatief van en jarenlang medegefinancierd door het ministerie van Justitie
De behoefte bleef echter aan een intern onderzoekcentrum dat onafhankelijk en wetenschappelijk van hoge kwaliteit het beleid zou kunnen voeden en kritisch bevragen. En er is in de loop van de jaren ook veel gedaan om de wetenschappelijkheid te vergroten.

Dat de onafhankelijkheid en wetenschappelijkheid nu onder druk zijn komen te staan, ligt m.i. dan ook niet aan de positie van het WODC, maar aan de veranderde rol van beleidsafdelingen en de wetgevingsdirectie. Die hadden, voor zover ik kan zien, vroeger niet alleen de taak om ervoor te zorgen dat vastgesteld beleid zo snel en zo goed mogelijk in wetten werd omgezet en uitgevoerd. Het was ook hun taak om na te denken over wat op de langere termijn nodig was, om de bewindslieden (gefundeerd) tegen te spreken als hun plannen juridisch niet haalbaar waren of niet effectief zouden zijn.
Vooral onder druk van de grotere maatschappelijk en politieke aandacht voor veiligheid veranderde dat. Er moesten resultaten geboekt worden. Maatschappelijk, maar vooral politiek. Wie vragen stelde bij de uitgangspunten van het beleid of de mogelijkheid het te implementeren, werd door veel beleidsmakers en sommige bewindslieden nog wel geduld (soms zelfs nog wel gewaardeerd) maar steeds meer als dwarsligger gezien. En op het moment dat bewindslieden niet meer, al was het maar als intellectuele uitdaging,  geïnteresseerd waren in tegenspraak en de departementsleiding niet meer als buffer functioneerde tussen politieke dadendrang en ambtelijke professionaliteit maar als doorgeefluik en versterker van de politieke wil, was er steeds minder plaats voor iets, wat dan ook, wat de bewindslieden in politieke zin anders dan als succesvol zou tonen.

Daar lijkt inmiddels wel weer wat in veranderd te zijn, maar een dergelijke cultuurverandering werkt lang door. De gedachte dat de onafhankelijkheid van het WODC verbeterd kan worden door dat centrum niet langer fysiek binnen het ministerie te huisvesten, is dan ook heel erg naïef. Alsof je geen invloed / druk kunt uitoefenen via telefoon, mail – of gewoon door een stukje te reizen. Hetzelfde geldt voor de gedachte dat je iets zou veranderen door het instituut organisatorisch op groter afstand te plaatsen. Alsof je externe onderzoekers niet onder druk kunt zetten (beter zelfs, omdat ze financieel afhankelijker zijn dan onderzoekers met een vaste aanstelling bij het departement.
Wat zal moeten veranderen is de cultuur bij en de rol van het beleid. En bij/van de politiek, aan de top van het departement en in de Kamer.